donderdag 24 februari 2011

Piekuur-paria

Elke dag komt hij weer tot leven: de microkosmos van de piekuurtrein naar Brussel. Het gewriemel begint al op het perron. Iedereen zoekt een plekje. Correctie: iedereen zoekt zijn of haar plekje. Het vaste plekje van elke ochtend.

Even zien of iedereen er is. Ja, de luidruchtige vrouw die elke ochtend wordt uitgewuifd door haar dochter en vanuit de deur van de wagon "I love you" roept alsof ze elkaar twee jaar niet gaan zien, terwijl het in werkelijkheid maar acht uur is, zij is er. De man met zijn plat haar, de stuurse blik en de verbeten trek rond de mond, die altijd in zichzelf begint te vloeken als de wagondeur enkele meters aan hem voorbijgaat, hij is er ook. De man met de wijnvlek op zijn gezicht, check!

Als de trein aankomt, zet heel de menigte zich in beweging en zoekt iedereen voor de tweede keer een plaats. Los van sporadische slagen en verwondingen gebeurt dit grotendeels zonder bloedvergieten. Veel mensen hebben immers, ook hier, hun vaste plekje. Of hebben een vaste reisgezel die al eerder opstapt en een plaats reserveerde. Ikzelf ben vaak in dit geval, een vriendin stapt een halte eerder op, en ik verbaas me er steeds weer over dat het plekje tegenover haar nog vrij is. Misschien kan ze gewoon heel kwaad kijken.

Ik moet denken aan een man die tot voor kort tot deze gemeenschap behoorde. Die man, een uit de kluiten gewassen zestiger, goed in het pak, had de gewoonte om zich op een vrije plek neer te ploffen, zich vervolgens goed breed te maken en zich dan te mengen in eender welk gesprek in de nabije omtrek. Meestal viseerde hij daarbij jonge en niet onappetijtelijke vrouwen, die hij probeerde te imponeren met straffe verhalen. Een kwinkslag op tijd en stond, altijd lachen. Na enige tijd schoot er dan al eens een hand uit, naar een schouder of een arm. De vrouwen spraken hem er bijna nooit op aan, ze wisten dat het voorbij zou zijn als de trein stopte.

Maar de gesloten microkosmos begon de man te kennen, en als hij een wagon binnenstapte, stokte al eens een gesprek, draaide iemand een hoofd om of maakte iemand zich iets breder. De man werd een paria, een outcast. Maar het deerde hem eigenlijk niet. Hij bleef zich tussen anderen, en tussen hun gesprekken, wringen. Enkele maanden geleden kondigde hij, in één van zijn monologen, aan dat hij met pensioen ging. Een zucht van verlichting ging door de trein. Al was het voor hem, zo bleek in die laatste maanden, ook een teken om alle remmen los te gooien. Hij praatte steeds meer en luider, handen schoten alle richtingen uit. Eén meisje durfde ooit "blijf van mij af, viezerik" te roepen. Ze kreeg net geen staande ovatie.

Inmiddels is de man met pensioen en kom ik hem ook nooit meer tegen. Maar ik zou hem zeker nog herkennen. Net als alle andere bewoners van onze kleine wereld. Al ontstaat er soms verwarring als je zo'n medebewoner in een andere context tegenkomt, op straat, in een winkel. Je kijkt de persoon aan, er is herkenning, eventueel een knikje. Je denkt "ik ken hem/haar ergens van". Dan besef je dat die persoon in dezelfde trein zit, elke dag opnieuw. Maar elkaar kennen, nee, dat waarschijnlijk niet...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten