donderdag 19 december 2013

Geachte heer Parys, beste Lorin,

Ik schrijf u naar aanleiding van uw meest recente opiniestuk in de economie-katern van De Standaard, waar u tweewekelijks de kans krijgt om uw bespiegelingen omtrent het economische en financiële reilen en zeilen te delen.

Deze laatste bijdrage heeft me immers enigszins verward achtergelaten. Wat u in deze tekst betoogt, en ik probeer een korte samenvatting te geven zonder uw woorden al te zeer te verdraaien, mijnheer Parys, is dat de financiële en economische crisis, waarmee we intussen al ruim vijf jaar te maken hebben, niet zozeer is veroorzaakt door de banken, maar dat we die crisis enkel en alleen aan onszelf te wijten hebben. Aan onszelf en aan onze financiële ongeletterdheid. Wij, de burgers-spaarders, hadden maar beter moeten begrijpen hoe die mastodonten van de financiële kosmos functioneren, en hadden hen dan tijdig een halt moeten toeroepen! Wij zijn te dom, te goedgelovig en te naief geweest, en vooral te veel op geld belust, terwijl de banken eigenlijk liefdadigheidsinstellingen zijn, die zich door onze drang naar meermeermeer in een richting hebben laten duwen die ze helemaal niet wilden! Minderwaardige kredieten, allerlei schimmige beleggingen, roekeloze investeringen... het was allemaal op onze vraag dat deze werden aangegaan. En tja, toen de hele machinerie in gang was gezet, was ze nog moeilijk te stoppen. En als er iemand stokken in de wielen had moeten steken, dan waren wij het wel. Maar dat hebben we dus nagelaten.
 
Is dat zo ongeveer wat u wilde zeggen, mijnheer Parys?
 
Ik schrok er wel wat van, want ik dacht dat intussen toch algemeen werd aangenomen dat de oorzaak van de crisis lag bij de ongebreidelde goklust van de banken, de ontoelaatbare risico’s die steeds weer werden genomen met geld van kleine spaarders zoals u en ik en van de bedrijven om de hoek, de exuberante drang om een steeds groter luchtkasteel te bouwen op een steeds dunnere luchtbel. Maar blijkbaar hebben we ons daar allemaal in vergist. We zagen wel de splinter in de ogen van de banken, maar keken naast de immense balk in het eigen oog.
Het lijkt dan ook niet minder dan gepast om onze excuses aan te bieden aan de hele financiële sector, en daar wil ik gerust mee beginnen. In de eerste plaats aan Fortis en Dexia, die we met z’n allen om zeep hebben geholpen. Aan alle bedrijven die ik op de fles heb doen gaan. Alle mensen in de VS en daarbuiten die ik uit hun huizen heb gezet. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Het spijt me. Echt.
Toch nog even dit, mijnheer Parys: in uw opiniestuk valt u terug op de resultaten van een online test van De Standaard en Rabobank.be en een onderzoek van Argenta bij jongeren. Met andere woorden, u baseert zich voor uw conclusies op enkele honderden of duizenden mensen die tijd hadden om zich tijdens de werkuren of daarbuiten te vermijen met het invullen van een kwisje op het internet, en dit wellicht niet met de grootste ernst. Daar valt u me toch enigszins tegen, want echt representatief kunnen deze resultaten toch niet zijn? Of ligt dit aan het nieuwe zwartgele politieke plunje dat u sinds kort draagt, en aan het feit dat in deze middens de cijfers niet zonodig moeten kloppen, als de boodschap maar een beetje in hun kraam past? Al schopt u verdacht hard tegen de schenen van de modale Vlaem, in plaats van gewoon met de (grond)stroom mee te drijven. Toch nog wat werk aan de winkel dus. Only dead fish follow the stream, het credo van uw ex-ex-partijgenote Anouk De Ridder (of hoe heet ze ook weer?) mag dan al mooi klinken, toch is enig pragmatisme soms niet slecht, toch? Liever een dode, vette vis, dan een levende, magere, niet?
Maar goed, dit zijn slechts kanttekeningen, en wiskunde is blijkbaar gewoon uw sterkste kant niet. Feit is dat uw boodschap klaar en duidelijk is, en dat we voortaan, zoals u Alice Nahon zo mooi citeert, maar eens eerst in het eigen hert moeten kijken, nog even voor het slapengaan en voordat we allerlei loze beschuldigingen de wereld in sturen. Ik stel ook voor dat we met z'n allen cursussen automechaniek gaan volgen, zodat we, wanneer we een auto hebben gekocht, deze zelf ook eerst aan een grondig nazicht kunnen onderwerpen alvorens ermee op de baan te gaan. Zo voorkomen we dat er ergens een defect opduikt, wat we als gebruiker zelf hadden moeten zien.
Geachte heer Parys, ik kijk uit naar uw volgende columns, en wens u veel succes toe tijdens de moeder aller verkiezingen. U bent er duidelijk klaar voor.
Met vriendelijke groeten

vrijdag 13 december 2013

Over stilstaan en achteruitgaan

In september 2013 stond er in totaal meer dan 8000 kilometer file op de Belgische wegen. Dat is zo’n 2000 kilometer meer dan in dezelfde maand in 2012. Nooit bumperden de Belgen zoveel als dit (bijna voorbije) jaar, nooit stonden ze zo veel zij aan zij op de wegen rond Antwerpen en Brussel. Ook hier in 't dorp werden records verbroken, met op 14 november maar liefst 500 meter file tussen de kerk en het naftstation. Men spreekt er nu nog van.

Dat er ettelijke records sneuvelden, dat zeg overigens niet ik alleen, maar dat zeggen ook allerlei nieuwsberichten. En gevoelsmatig klopt dit ook: mensen die ik van nabij volg, kloegen het voorbije najaar meer dan ooit over files, aanschuiven en ongevallen. De tijd die zij onnuttig besteedden, steeg daardoor drastisch, tijd voor iets anders – als die er al was – slonk zienderogen. Dat er in allerlei media nooit meer aandacht werd geschonken aan de hoe’s, de waarom’s van en de oplossingen voor al deze transportperikelen, toont de precairiariteit (of zoiets) van de situatie nig wat meer aan.

Ikzelf bleef enigszins gespaard van auto- en fileleed. Die auto is inmiddels goed twee jaar de deur uit, en vervangen door fiets-bus-trein-autovaniemandanders. En op zich lukt dat wonderwel, dank u. Al heb ook ik onder de dichtslibbende wegen te lijden: mijn bus is ’s morgens niet altijd op tijd voor mijn trein, en ’s avonds niet altijd op tijd op mij op te pikken. Maar hoort u mij daarover klagen? Nee (zo luid vloek ik dan immers ook weer niet).

Vanuit mijn positie als (moreel superieure, uiteraard) niet-autobezitter kijk ik met grote ogen naar hoe er in ons dichtslibbende België, en vooral Vlaanderen, wordt omgegaan met het transportprobleem. Want die problemen, en de aandacht ervoor, dateren natuurlijk niet van vandaag, en al langer wordt er gezocht naar oplossingen “op lange termijn” zoals dat dan heet.



 
Maar het debat en het beleid op het gebied van mobiliteit tonen in ons immer tegendraadse en surrealistische landje een nooit geziene tegenstrijdigheid. Want hoe meer er door allerlei specia- en journalisten wordt verwezen naar de goede transportvoorbeelden uit allerlei buitenlanden, hoe meer er reportages worden gemaakt over Freiburg, Kopenhagen, Amsterdam, Nantes en noem maar op, hoe meer er gesproken wordt over carpoolen, fietssnelwegen, autodelen, thuiswerken, autovrije en autoluwe stadsdelen en dies meer, hoe meer gehandicapten aanklagen dat ze niet op een bus of een trein geraken, tenzij ze dat veertien dagen op voorhand met een achttienvoudig formulier aanvragen, des te meer lijkt er in dit land te worden geïnvesteerd in verbredingen van autoringen, het aanleggen van spits- en andere stroken, aanpassingen van allerlei rijwegen, des te meer worden stadscentra terug opengesteld voor de vierwieler, met extra parkings erbovenop, des te meer bedrijfswagens komen er in het verkeer en des te minder elektrische wagens, des te meer wordt er bespaard op busvervoer en des te trager rijden de treinen.

En ik weet het wel: er zijn aanpassingen nodig aan het wegennet, en net als u zie ik inderdaad steeds meer auto’s met een deuk in het plafond van die keer dat ze met lange nonkel Jef "in den otto" over onze wegen hotsten en botsten, en ook ik heb al eens op de achtbaansvakken rond Amsterdam gereden, waar het allemaal zo vlot lijkt te gaan.

Maar, om even op Amsterdam in te pikken, de investeringen daarvoor zijn inmiddels al wel enkele jaren geleden gedaan (naast allerlei park & rides rond de stad, met treinverbinding naar het centrum, overigens). Als wij die nu gaan doen (ja, ook jij, belastingbetaler zijnde), en met de verbreding van de ring lijken ze er effectief te komen, lopen of rijden we –letterlijk- nog maar eens twintig jaar achter. En wanneer wordt er een gelijkaardige hoeveelheid geld in bussen, treins, metro’s en trams gepompt? Ha nee, want die rijden leeg rond! Die honderdduizenden auto’s ook, mijnheer, op de bestuurder na. Maar dat is niet te vergelijken zeker?

Allerlei goede bedoelingen, dappere beleidsintenties en dure beloftes ten spijt is de auto nog steeds Keizer, Koning, Admiraal, want dat we hem almaar meer, voor kortere afstanden en op de meest bizarre moment gebruiken, is toch heel normaal? Het is de maatstaf waaraan alles wat met mobiliteit te maken heeft, wordt afgemeten, en als voor de auto alles in orde is, dan zullen we ook eens kijken naar bussen en treinen en zo. Maar het kan wel zijn dat daarvoor dan iets minder geld overschiet natuurlijk, en dat we wat moeten knippen in het aanbod… Ik ben de –tigste die het zegt, maar als het busaanbod verschraalt en nauwelijks aan de behoeften voldoet, zal het wel logisch zijn dat er (zogezegd) niemand gebruik van maakt zeker?

Over tien, twintig jaar, zal men over België spreken als dat ene, kleine landje dat dapper weerstand bood aan de nieuwe mobiliteit, zullen toeristen zich op allerlei bruggen verdringen om de laatste monsterfiles in Europa te aanschouwen en zullen we als één groot asfalten Bokrijk worden beschouwd. Mij om het even, zo lang ik er maar niet met de bus in sta.

woensdag 21 augustus 2013

Geen Belgen meer

“In die nationale ploeg, daar spelen toch bijna geen Belgen meer”, verkondigde iemand onlangs, temidden een groepje waar ik ook deel van uitmaakte. “Sire, il n’y a pas de Belges”. Jules Destrée zei het al, een hele tijd geleden.
 
Maar deze man had het duidelijk mis, want in de nationale ploeg voetballen alleen maar Belgen natuurlijk. Axel Witsel bijvoorbeeld, Belg met roots in Martinique. Mirallas: Belg met Spaans bloed. Chadli en Fellaini: Belgen met wortels in Marokko. Benteke, Lukaku en Kompany: Belgen van Congolese afkomst. Dembele: Belg met roots in Mali. En dan vergeet ik Bakkali, De Camargo en tal van anderen.
 
Allemaal Belgen dus. Hoogstwaarschijnlijk was het ook niet naar Jules Destrée dat de man wilde verwijzen met zijn uitspraak. Wat hij wellicht bedoelde, was dat er –volgens hem- weinig “echte” Belgen meer meespelen. Blanke Belgen, blanc-bleu-Belge, met namen als Vertonghen, Vermaelen, Simons, Mermans, Ceulemans, Vanderlinden en Vandenbergh. Jacky Peeters. De dappersten aller Galliërs, dat soort. Die “anderen”, daar voelde hij zich toch niet helemaal (of helemaal niet) mee verwant. “Den Scifo” vroeger, dat ging nog. Weber en Strupar, die spraken zo grappig! “Geloekkig” en zo, haha! Maar nu “ze” met zo veel zijn, amai, dat komt toch wel wat bedreigend over…
 
Een echte Belg, wat is dat eigenlijk? Is het niet stilaan hopeloos achterhaald om te denken in termen van echte en on-echte Belgen? Als je in wereldsteden als pakweg New York rondloopt, dan bekruipt je alleszins niet de drang om te achterhalen wie de “echte” Amerikaan nu eigenlijk is. Mensen van allerhande afkomst lopen er door elkaar. Niemand heeft de bovenhand, iedereen is Amerikaan. En ja, de VS zijn natuurlijk wel het typevoorbeeld van een mengelmoes van culturen, al zal de redneck op het Texaanse platteland daar misschien wel zijn mening over hebben. Dan toch liever de New Yorkse smeltkroes dan dat platteland.
 
Maar blijkbaar hebben sommige mensen daar nog steeds behoefte aan. Om op zoek te gaan naar “echte” Belgen. Echte Belgen (of is het criterium nog strikter en moet het gaan om Nederlandstalige Belgen?) die ze dan ook vaak iets hoger inschatten dan niet-echte Belgen. Ook al zijn ze in niets meer te onderscheiden van “ons” behalve in hun huidskleur. Dat grappige accent, dat is al lang weg.
 
Maar racisme, nee, dat bestaat niet. Of hoogstens bestaat het “wellicht wel”. En dan nog is het een relatief begrip. En hoe meer we erover praten, hoe meer we het in stand houden!... Gelukkig waren er afgelopen weekend de wijze woorden van mevrouw Liesbeth Homans om alles in een juist perspectief te plaatsen. Als Belgen met een andere afkomst of niet-Belgen racisme ondervinden (ik definieer racisme nog even: haat omwille van louter objectieve kenmerken als huidskleur, waar een mens dus niets aan kan doen), dan moeten ze allereerst niet komen schreien (“er is ook omgekeerd racisme”) of dan komt het omdat hij (steevast een hij) gewoon een crimineel is. En laten we vooral niet overdrijven: “jullie doen alsof het een gruwel is, een misdaad tegen de menselijkheid”. Allez, alsof we nog eens geen mensen meer mogen uitsluiten omdat ze een ander kleurtje hebben?! Waar zijn we dan nog mee bezig!? Mag een mens nog íets hebben in z’n leven misschien?!!
 
Eén miljoen Vlaams Blok-kiezers, die moet je verdienen. Dag in, dag uit.
 
Post scriptum: Is dit N-VA bashing? Moet iets negatiefs over niet-Belgen of Belgen met een vreemd afkomst dan maar onder de mat worden geveegd? Zijn alle Belgen (of beter nog, alle Vlamingen) racisten? Drie keer nee. Ten eerste: de woorden van la Homans staan zwart op wit, en daags na het verschijnen van het artikel verkondigde ze bovendien (trots) dat ze niet op haar uitspraken terugkwam. Ten tweede: problemen met mensen van vreemde afkomst mogen gerust worden aangekaart. Het Maghrebijns joch dat ik in de Mechelse binnenstad eens “hoer!” hoorde roepen tegen een meisje dat volgens hem te kortgerokt rondliep, is een voorbeeld van omgekeerd racisme dat helaas voorvalt in buurten met een grote concentratie van (kansarme) vreemdelingen. Maar de slinger is wel in de verkeerde richting doorgeslagen. Dat problemen met migratie mogen worden aangekaart, is geen vrijbrief om over te schakelen op gratuit racisme, en daarop komt het “aan de kaak stellen van problemen” wel al te vaak neer. En nee, niet elke Vlaming is een racist. Maar het komt wel nog al te vaak voor, meer dan we denken, en dat moet eruit.

woensdag 7 augustus 2013

Boek-delen

De zomer is er weer maar eens in geslaagd om tot over de helft te geraken zonder dat we het in de mot hadden, de vlinderteldag zit erop en de dagen lengen. Kortom, tijd om een tussenstand te maken van alle boeken die u deze zomer al hebt gelezen en wat u eigenlijk had willen lezen.

Want dat is de zomervakantie toch wel altijd, behalve de tijd dat u al instagrammend van terrasje naar terrasje moet hoppen: de tijd om die stapel boeken die u door het jaar heen hebt verzameld, weg te werken. Een goeie Aspe, Vijftig tinten grijs, Mankell of toch maar Saskia De Coster: in juli en augustus moeten ze eraan. Hopelijk toch. Desnoods legt u het werk na honderd pagina's weg onder het motto "Toch niets voor mij" of liever nog "Zijn/haar schrijfstijl staat me niet aan". Zo bent u er natuurlijk snel door.

Nu, een boek is zoals een ex-lief: de problemen beginnen als het uit is. Eenmaal je de laatste pagina hebt omgeslagen en je weet met welk moordwapen de butler het gedaan heeft of welke levenswijsheid het hoofdpersonage aan zijn of haar avontuur moest overhouden, belandt dit steevast ergens in een boekenrek, om er niet snel meer uit te komen. Logisch, waarom zou u er nog naar omkijken als u toch weet "how it all ends"? Maar zo neemt een boek dit niet op: zoals het u in dat rek de rug toekeert, heeft het toch iets triestig. Zij aan zij met, maar ook geperst tussen lotgenoten.

Vandaar, waarom laat u uw boeken niet eens wat vaker uit, haalt u ze niet eens een keer extra van stal? Een boek vraagt er, eenmaal door uzelf uitgelezen, immers om om te worden doorgegeven, liefst met uw eigen mening, uw bedenkingen en de vragen die u er aan overhoudt. Deel ze uit, smijt ze in het rond, maak lijstjes op het internet met uw eigen beoordeling! Zei Multatuli al dat hij gelezen wilde worden (ik ben echt kei-belezen!), dan vragen uw boeken het zeker. Loods uw volgende bezoek (dat kan lezen, welteverstaan) dus niet alleen zomaar voorbij die indrukwekkende boekenwand, maar laat hen ook kiezen uit uw privé-bibliotheek. En vraag op uw beurt ook aan bekenden of u de topexemplaren uit hun collectie eens mag bewonderen. Zoals ik vroeg aan een topcollega, die me vervolgens met een stapel Deunse en Zweudse leutereuteur door de vakantie loodste.

Als we toch steeds meer dingen met mekaar moeten gaan delen, dan kunnen we er maar beter meteen mee beginnen. Boeken lenen zich daar uitstekend toe. Ervaringen met boeken ook. U kunt uw omgeving geweldige momenten bezorgen en ontgoochelingen besparen, door die ene fantastische, euh, Aspe aan te prijzen en dat gedrocht van een werk af te raden. En u hebt achteraf iets om over te praten.

Zelf kan ik u helpen met een verkorte versie van Das Kapital van Marx, Identiteit van Paul Verhaeghe en "Het verdriet van Vlaanderen", maar ook met de Da Vinci Code, "De schaduw van de wind" en "Blinker en de bakfietsbioscoop". En nog vanalles ertussen. Kom gerust zelf eens een kijkje nemen. En laat me achteraf vooral weten wat u ervan vond.

Kapitaal: "My money back, please"

Staat u op het punt te beginnen aan het boek "Kapitaal" van John Lanchester? Misschien bent u hiernaartoe gegoogled om eens te lezen wat anderen ervan denken, voordat u er zelf in stort? Een wijze raad: doe het niet. Tenzij u alle andere boeken op aarde al hebt gelezen. Want het leven is te kort om slechte boeken te lezen. En dit. Is. Een. Slecht. Boek. Volgens mij althans. Maar daarover later meer.

De achterflap van het boek belooft nochtans veel goeds. Opdat u zich een beetje kunt inleven, schrijf ik hem deels over: "Wat van jou is, wordt van ons" - die onheilspellende mededeling ploft opeens op de deurmat van de huizen van de Zuid-Londense Pepys Road "..."Er verschijnen mysterieuze graffiti, auto's worden bekrast, op een website verschijnen dreigende filmpkes. Zullen de huizenprijzen eronder lijden? Zitten de moslims erachter, of de makelaars? Er ontstaat paniek, de bewoners komen in opstand en de autoriteiten staan voor een raadsel. Kapitaal is het briljante verhaal van een straat aan de vooravond van de crisis..." Etcetera. Hoera, een roman over gewone mensen, maar dan in het kader van de financiële crisis! Ik verheug me op een genadeloze analyse van het hele kapitalistische systeem, van het roekeloze gesjacher in de City, geillustreerd met schrijnende verhalen over hoe mensen in de armoede worden geduwd door hongerige geldwolven! Want u weet intussen, als u diegene bent die mijn blog leest: als het gaat om een kritische kijk op het kapitalisme, count me in!

Maar eerst gaan we nog even naar Pepys Road, zoals aangekondigd, waar we kennismaken met de oude Petunia, met winkelier Ahmed, met bankier Roger en zijn vrouw Arabella, met Poolse bouwvakker Zbigniew, parkeerwachter Quentina en met voetbalmakelaar Mike en zijn pupil Freddy. Die leven allemaal een vrij alledaags, Londens leventje, maar voor Lanchester is dit toch voldoende om hen en dat leven uitvoerig te beschrijven. Petunia die ziek wordt. Roger die naar zijn werk gaat. Zbigniew die krijgt af te rekenen met het fenomeen "de vrouw", Ahmed die problemen heeft met zijn broers en zijn moeder op bezoek krijgt uit het verre Pakistan, Quentina die verliefd wordt, voetballer Freddy die scoort... Alle verhalen spelen zich voor je ogen af, los van elkaar, maar telkens als je weer één van de korte passages hebt gelezen, denk je vooral: "Euh, ja... En??"

En dat hele "wat van jou is, wordt van ons"-gedoe, vraagt u zich intussen al een regel of ettelijk af? Goh ja, er belanden kaartjes in de bussen van de bewoners waarop ze, onder die onheilspellende slogan, een foto van hun eigen huis zien. En honderd pagina's later wordt er graffiti aangebracht op een huis. En nog eens honderd pagina's later worden er dode vogels in briefomslagen bezorgd... Alsof Lanchester zich bij het schrijven van tijd tot tijd voor het hoofd sloeg en dacht: "Juist, dàt was de rode draad in mijn verhaal!", om er vervolgens enkele regels aan te wijden.

Maar een algehele mobilisatie van de straat, mensen in paniek en diepgravende onderzoeken over deze pesterijen, daar moet ik hebben overheen gelezen. Tenzij de mensen in Zuid-Londen hun paniek vertolken door een kaartje op te nemen, te denken "hé, wat is dit?" en het vervolgens terug te leggen, dat kan natuurlijk ook. Ik ben nog nooit in Zuid-Londen geweest.

Inmiddels kabbelt het leven van de personages die u intussen allemaal zo goed kent verder. En ergens blijf je wachten tot alle verhaallijnen “Love actually”-gewijs (oei, is het “not done” om deze film als referentie te gebruiken?) naar elkaar toelopen en in elkaar overgaan, maar als de overlappingen na 400 pagina’s beperkt blijven tot Zbigniew die bij de Younts en in het huis van de inmiddels overleden Petunia (verklap ik nu te veel? Sorry!) werkt en Roger die toevallig onder de paraplu van moeder Kamal terechtkomt, dan weet je: dit wordt niks. Maar stoppen doe je dan natuurlijk ook niet meer.

En dan opeens is daar, als een bliksemflits bij een heldere Zuid-Londense hemel: De Plot, De Ontknoping. Geniaal! Onverwacht! Verrassend! Zeker omdat je tweehonderd pagina's moet terugbladeren om te weten te komen welke rol de dader nu ook alweer speelde in het hele verhaal. Een minuscule rol, zo blijkt. Geen grote protestbeweging tegen het kapitalisme. Geen moslimterrorisme. Niets.

"Kapitaal” is zijn geld niet waard. Had ik het niet cadeau gekregen (net daarom voelde ik me verplicht om het volledig uit te lezen) zou ik de veel te laat van ons ontnomen Margaret Thatcher (om binnen het kapitalisme te blijven) parafraseren met haar “I want my money back”. Al ligt het wellicht ook aan de erbarmelijke vertaling naar het Nederlands die de twee vertalers hebben afgeleverd. Dat het in het Hollands-Nederlands is, tot daaraan toe, maar kan je “not amused” niet net iets vlotter vertalen dan “niet geamuseerd”, en is "well, good luck with that” in het Nederlands echt “Wel, veel geluk daarmee”? En hebben ze daar boven de Moerdijk nu echt geen ander woord om iets negatiefs aan te duiden dan “beroerd”? Hij voelde zich beroerd. Zij zag er beroerd uit. Het resultaat was beroerd. Het weer was beroerd… Je werd er zelf na een tijdje… onpasselijk van. Nu ja, geen beter woord om de vertaling te beschrijven, dat is zeker.

Maar goed, wellicht ben ik gewoon te dom om alle ingenieuze verbanden te zien die Lanchester doorheen zijn verhaal weeft, om te zien hoe hij toch tussen de lijnen door een vlijmscherpe analyse van het hele systeem maakt en kritiek geeft, om zijn levenslessen te begrijpen. Het moet wel, waarom zou iemand anders dit boek anders omschrijven als een "grootse contemporaine roman", "magistraal" of "dé Engelse roman over deze tijd". Al is niet iedereen even enthousiast.

Nu, als u het boek alsnog in het Nederlands wil lezen, geef dan zeker een sein. U krijgt het gratis en voor niets, samen met een dode vogel en een postkaartje met de gevel van uw huis erop, toegestuurd!

maandag 22 juli 2013

Wat is het meest illegaal: protest, of de repressie ervan?

Soms komen dingen onverwacht samen. Een discussie op vakantie bleek min of meer hetzelfde onderwerp aan te snijden als een opiniestuk (nee, twee) van Herman Loos, zij het vanuit een ander perspectief. Herman stelt eerst vast dat we met z'n allen laf geworden zijn, en vraagt zich vervolgens af hoe er überhaupt sprake kan zijn van protest, als dat protest enkel mag gebeuren binnen de lijnen die worden uitgezet door de heersende orde (waartegen soms misschien geprotesteerd wordt).

Pleidooi voor zelfmoordterrorisme?


De discussie op vakantie, die ging over de film "V for Vendetta" (ja hoor, daar heb ik het al eens over gehad).
In eerste instantie of het een goede film was, met drie voors en één tegen, waarbij de tegen zich vooral afvroeg of de film eigenlijk geen pleidooi was voor (zelfmoord)terrorisme. Moet je jezelf in een metrostel afgeladen vol met dynamiet leggen, om daarmee vervolgens het parlement te gaan opblazen? Waarbij de tegenvraag werd gesteld of dit niet gerechtvaardigd was om een autoritair, dictatoriaal, overduidelijk op het nazisme geïnspireerde regime omver te werpen. Misschien wel? Want nazi's zijn volgens mij slecht. Al is dat een zeer persoonlijke mening. Een mening die u hopelijk deelt, anders hoort u ergens achter gesloten deuren (oei, tast ik nu uw recht op vrijheid van mening aan?).
Kortom: heiligt het doel de middelen altijd? En, om op de hierboven vernoemde opiniestukken terug te komen, mogen die middelen dus wel eens buiten de lijntjes kleuren?

Clicktivism


Protesteren, dan doen wij in onze sociale welvaartstaat af en toe, maar toch vooral online. We redden het Amazonewoud en de Noordpool met een klik en stoppen zo ook nog eens bijenkiller Monsanto af! En via Facebook zijn we virtueel aanwezig op tal van manifestaties en protesten! "Clicktivism": een seconde, en u hebt de wereld weer een beetje gered.

Maar echt protest? Waarbij mensen op straat komen om hun ongenoegen te uiten? Daarvoor is toch meer nodig. Occupy Wall Street (die van die 99 %) was een stap in de goede richting (voor geïnteresseerden: Capitalism, a love story van Michael Moore is trouwens een aanrader over dit thema), maar de spinoffs gingen (zoals dat meestal gaat) alle richtingen uit en de boodschap ging een beetje verloren.
In Brazilië komt men op straat, in Turkije, in Spanje... De redenen zijn telkens vrij gelijklopend en wat mij betreft volstrekt legitiem: de wettelijke of feitelijke (in het geval van de Wall Street-kapitalisten) bewindvoerders nemen beslissingen die lijnrecht ingaan tegen het algemene belang ("shorten" met belastings- of spaargeld, met soms rampzalige gevolgen voor bedrijven/werkgevers, investeren in voetbalstadia, liever dan in gezondsheidszorg en onderwijs, een park (het Gezi-park naast het Taksimplein) laten verdwijnen voor vastgoed...). Aanzien, maar vooral geld is steeds de drijfveer. En geld, dat weet u, belandt vooral bij wie het al heeft.

GAS of pepperspray?


Bij ons wordt er iets omzichtiger met belastingsgeld omgesprongen, als we de miljarden hulp (soms al deels terugbetaald, u zegt het) aan failliete banken en de notionele interestaftrek even buiten beschouwing laten. Er zijn nog te weinig mensen zonder job en met honger om een menigte op de been te brengen, en onze voorzieningen doorstaan de tand des tijds nog. Veel om tegen te protesteren is er dus niet. De Shame-betoging van inmiddels al tweeëneenhalf jaar geleden was met 40000 deelnemers de laatste grote uiting van verontwaardiging. Meer recent brachten de GAS-boetes 300 jongeren op de been, maar hey, het ging slechts om een willekeurig repressief middel dat gemeentes vrij laat om alles als "overlast" te beschouwen en zo geld te innen, daar is toch niet zo heel veel mis mee?! En er was de betoging tegen de eerder geciteerde Monsanto, waarbij er-jawel- GAS-boetes werden uitgedeeld aan enkelingen die van het uitgezette parcours afweken. Tiens, en duizenden voetbalsupporters die in diezelfde metropool amok maakten en meer regels overtraden dan respecteerden, die werden ontzien? We zullen het maar niet toeschrijven aan het nieuwe beleid aldaar, zeker?

Om even terug te komen op de vraag of protest illegaal mag zijn, even een wedervraag: mag de repressie van protest illegaal zijn? Want dat twee of drie langharige werkschuwe tuigen afwijken van de route van een betoging, rechtvaardigt dat echt een geldboete? Zijn we niet vrij om de wandelen waar we willen, in de publieke ruimte?
En ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ook elders de repressiemiddelen volstrekt niet in verhouding staan tot het uitgebrachte protest en dat dit steeds toeneemt. Pepperspray wordt overvloedig over geweldloze betogers gespoten, stiekeme stokslagen zijn legio bij gewelddadige ontruimingen, rubberkogels fluiten in het rond... Het levert iconische, maar daarom niet minder wraakroepende beelden op.

Killing Nazis

Kortom, als de ordehandhavers zich niet aan de regels houden, waarom wij dan wel? En zelfs als ze zich aan de regels zouden houden, dan nog moet protest wel degelijk buiten de lijnen durven kleuren, wat is er anders "protestig" aan? Waarom moeten bijvoorbeeld krakers (hardhandig) uit gebouwen worden gezet die vervolgens weer even leeg staan als voorheen? Omdat het langharig, links werkschuw tuig is en omdat ze geen supporter zijn van Royal Antwerp FC?

En of het doel de middelen heiligt? Tja, om erger te voorkomen, zou je al eens iemand pijn mogen doen (denken we even terug aan de sympathieke Aldo "We're going to do one thing, and one thing only, killing Nazis" Raine in "Inglorious bastards"), maar dan is er de rechtsstaat om daar de gevolgen aan te geven. Waarom die gevolgen er dan niet zijn voor het (veel grotere) onrecht dat de 99 % wordt aangedaan? Omdat iedereen voor de rechtsstaat gelijk is, maar sommigen al wat gelijker dan anderen, zeker?

dinsdag 4 juni 2013

Mijn gedacht

Stel, je hebt een geniaal idee. Bijvoorbeeld een particuliere windmolen die negentig graden kan worden gedraaid en zo ook kan worden aangedreven door felle regen, een machine die asbestplaten omzet in moelleux au chocolat met vanilleijs (hit me, goegel!), een tv die automatisch zapt telkens wanneer Siegfried Bracke in beeld komt of een taks op het gebruik van het woord "kids". Tot voor kort kon je hiermee enkel terecht aan de toog van je stamcafé, of bij vrienden en familie, maar wel pas als de gesprekken echt helemaal waren doodgebloed.
De laatste tijd staat men echter in de rij om jouw gouden idee te horen. De G1000, "Eén idee per dag", "Het gat in de markt" van de KBC, "Topstarter"... De acties die ons aansporen tot creativi- en originaliteit, zijn nog maar nauwelijks op één hand te tellen. En ook elke zichzelf respecterende partij is druk aan het consulteren van de achterban geslagen, op zoek naar vernieuwende en out-of-the-box (ook een taks op het gebruik hiervan zou geen slecht idee zijn)-gaande gedachtegangen, liefst goed aansluitend bij de Vlaamsche grondstroom (nog een taks!). En zelfs werkgevers starten allerlei fora op waar hun werknemers eindelijk eens iets nuttigs kunnen doen, iets dat het bedrijf echt vooruithelpt.

Never waste a good crisis, zeggen ze wel eens, en wellicht is dat één van de redenen waarom we nu massaal worden aangespoord om ons van onze creatiefste zijde te laten zien. Leuk toch? Maar nu komt er uiteraard een "maar", en ja, warempel, daar is ze al: "Maar", ergens toont deze vraag naar "input" van het "gewone volk" ook wel aan dat de gevestigde instanties, zij die normaalgezien die ideeën moeten aanleveren en ze vervolgens tot uitvoering brengen of dat moeten laten doen, enigszins gefaald hebben. Verkiezen wij onze politici niet om ideeën te hebben waar onze samenleving beter, netter, toffer, verdraagzamer (allez jong, zevert nie...) en zo van wordt? Hebben politieke partijen geen "denktanken" en studiediensten achter zich staan? En bedrijven, hebben die niet standaard een bende bollebozen in dienst die ervoor worden betaald om dat bedrijf op een positieve manier naar buiten te brengen en klaar te maken voor de toekomst?

Naast deze lichte vorm van scepsis, is er natuurlijk ook het feit dat tussen droom en daad nog steeds de nodige praktische bezwaren liggen.
Hoe sympathiek en überdemocratisch al deze grote bevragingen ook zijn, toch is het steeds maar de vraag in hoeverre er met "uw gedacht" van aan den toog uiteindelijk ook iets concreets wordt gedaan, en of het niet ergens via de lange baan in een koelkast belandt. Want er is altijd wel ergens een hoge pief die zijn zuurverdiende postje bedreigd ziet! Of "ze" staan alweer te zwaaien met een bezwaarschrift, als het "hun" niet meteen uitkomt!

Maar heel vaak wordt een idee, geniaal of gek, niet afgevoerd door belemmeringen "van hogerhand" of door allerlei bezwaarschriften. Nee, vaak wordt er gesproken van "onvoldoende draagvlak" (taks!). Met andere woorden, doordat wij, opnieuw die "gewone mensen" al die vernieuwing opeens toch niet meer zo dringend vinden. Zeker niet als het voor onszelf een verandering met zich mee zou brengen. Menig politicus heeft al aangegeven dat hij of zij wel een oplossing weet voor bepaalde problemen waarvan de oplossing al lang het stadium van hoogdringendheid is gepasseerd, maar dat hij of zij daarna "nooit zou worden herverkozen". Einde verhaal natuurlijk.
Daar stoot ons democratisch model, toch gezien als een voorbeeld voor de hele wereld, dus op haar grenzen. We plaatsen ons eigenbelang nog al te vaak boven het gemeenschappelijke, en denken liever op korte dan op lange termijn, waardoor het vaak blijft bij, zoals dat dan heet, "gerommel in de marge".

Het is dan ook niet echt verwonderlijk dat er hier en daar zachtjes wordt gepleit om onze democratie, die ook te lijden heeft onder de volatiliteit van de kiezer die altijd maar op zoek is naar iets nieuws, of "verandering", te kruiden met een klein beetje verlicht despotisme, zoals ik onlangs ergens las. Om ervoor te zorgen dat de maatregelen die noodzakelijk zijn om onze toekomst veilig te stellen, wel degelijk worden genomen. Al mag dit geen pleidooi worden om de Poetins en Orbans van deze wereld als grote voorbeeld naar voor te schuiven. Daarvoor is hun despotisme toch net niet verlicht genoeg...

Desalniettemin, heb je een idee, doe er dan iets mee. Maar vooral, laat het niet verdorren in een wedstrijd of denktank of weet ik niet waar, waar er uiteindelijk niet veel van zal komen. Volg het op, spreek aan, dring aan. Creër een eigen draagvlak. Of ga desnoods in de politiek, al was het maar voor één termijn...

dinsdag 26 februari 2013

Undercover: naar het Repair Café

Nooit van een Repair Café gehoord? Geen paniek! Het fenomeen is redelijk recent en is zo simpel als één en één twee is, namelijk een openbare gelegenheid (café) waar u uw defecte toestellen kunt (laten) herstellen (repair, dat is Engels). Herstellen, dat is zo jaren zeventig, hoor ik u denken. Dat was het ook, maar crisissen en het besef dat alles eindig is, niet in het minst ons geld, doen vaak op het eerste zicht waanzinnige ideëen ontstaan. En die wegwerpmaatschappij, dat is het toch ook niet helemaal, toch?

Hoe werkt dat nu, een Repair Café? In het kort: u neemt uw defecte lamp, kapotte verlengkabel of verstoorde deurbel onder de arm en gaat op café, alwaar u oog in oog komt te staan met een legioen(tje) handige Harry's die hun knowhow aanwenden om het ding te herstellen of hun gereedschap en bijhorend advies ter beschikking stellen opdat u zelf aan de slag kunt.

Maar wie nu denkt snel even die slecht synchroniserende smartphone binnen te gooien, om hem vijf minuten later terug te krijgen, aan lichtsnelheid werkend én met dat krasje ook nog eens uit het scherm gehaald? Die zullen we moeten teleurstellen. Om dit te bekomen, stuurt u het best een voorgefrankeerde gele briefkaart naar de betreffende producent met daarin de vraag of ze a.u.b. (wees beleefd!) hun toestellen niet zo willen bouwen dat ze na twee jaar automatisch het loodje moeten leggen. Maar voor echt herstelbare herstellingen? Ja hoor, naar het herstelcafé!

De Repair Cafés zijn overal ter wereld, en zelfs in Vlaanderen, aan een opmars bezig, vooral in steden dan. Antwerpen, Brussel, Leuven ... Het is op die laatste locatie dat dit verhaal zich afspeelt. Een broodrooster werd vakkundig onklaar gemaakt, of was het misschien al, en wij van "Asi es la vida" naar het Stuk (kan de naam van een locatie toepasselijker zijn?) om eens te ontdekken hoe dat nu eigenlijk feitelijk marcheert, zo'n café. En om te zien of dat stiekem geen dekmantel is voor communistische, antikapitalistische denkoefeningen.

Quod non. Het Stuk is een café, en die koude donderdag werd een groot deel van de gelegenheid ingenomen door studenten die bij het woord "communisme" toch vooral aan hun plechtige communie terugdachten, en die hoogstens even verbaasd keken naar de tafels waar de Harry's al hun herstelgereedschap hadden uitgestald, alvorens zich weer over hun (nog) niet defecte MacBook te buigen.

Onze broodrooster kreeg het volgnummer 119 opgeplakt, en dan was het wachten op een vrije Harry om het defecte toestel terug onder de levenden te krijgen. Maar "onze wachtrijen waren langer dan normaal", en de afdeling elektrische toestellen overbevraagd, en het was wachten totdat iemand van de afdeling "lijmen en plakken", die al enige tijd niets meer te lijmen, laat staan te plakken had, zich bereid toonde om eens naar onze patiënt te kijken. Onze Harry droeg de naam Franky en boog zich met een voluntarisme waar Guy Verhofstadt nog een puntje aan kon zuigen over onze bruudruuster. Toen hij het gezelschap kreeg van een tweede Harry, genaamd Pieter, leek het slechts een kwestie van tijd vooraleer de geroosterde sneetjes brood weer uit ons toestel zouden schieten als vrouwonvriendelijke taal uit een doorsnee Silvio Berlusconi.

Even leek een slinkse poging van de fabrikant om indringers uit het toestel te houden (schroeven met een "driehoekskop") roet in het eten te gooien (een driehoeksschroevendraaier behoort blijkbaar niet tot de standaard uitrusting van een hersteller, zelfs niet die van een gevorderde), maar wat goede wil, doorzetting en een platte schroevendraaier brachten redding. De dissectie van het toestel voltrok zich voor onze ogen, en al snel bleef van het collectors item enkel een metalen karkas over.

De hoop werd groter naarmate de tijd vorderde en er van het toestel minder overbleef. Misschien daarom dat de finale diagnose toch bijzonder hard aankwam: "een doorgebrande verwarmingsspiraal". Zonder verwarmingsspiraal geen geblakerde boterhammen, dat beseften we. Klaar voor de schroothoop, dit collectors item. Of toch niet? "Zet er wat bloemen in", luidde het advies van een aanwezige die onze lotgevallen van nabij had gadegeslagen. "Bloemen?! Gij vangt ze zeker? Wat is dat hier, Woodstock?", was het eerste dat bij ons opkwam, maar in de plaats daarvan knikten we en zeiden we "Ah ja, misschien moeten we dat maar doen". Belandt het ding uiteindelijk in de allesvernietiger of op de vensterbank? U leest het hier...

woensdag 30 januari 2013

Ten oorloch!

"Wdj?" "Kga is na sgool, strax trug". Zie hier een willekeurige digitale conversatie, zoals die dagelijks kan plaatsvinden. Niet in Zuid-Afrika of een ander schiereiland in de Stille Oceaan, maar in ons eigen Vlaanderenlandje. Waar men nauwelijks Nederlands praat, Raymond van het Groenewoud wist het al. Dat het over "sgool" gaat, duidt erop dat hier jongeren aan het woord zijn, maar ook volwassenen laten zich in hun geschreven gesprekken al lang niet meer hinderen door een gebrek aan elementaire grammaticakennis, en gebruiken bijvoorbeeld de maanden "mei" en "juli" net zo goed vrolijk als voornaamwoorden.

Sociale media en mail hebben, we kunnen er niet onderuit, ervoor gezorgd dat onze taal de laatste jaren een evolutie is ondergaan. Weet-ik-veel-welke chatapp is vaak in de plaats gekomen van de mondelinge conversatie, maar om niet aan snelheid te moeten inboeten, is dat enigszins ten koste van de correctheid gegaan. En als er op school al nauwelijks nog aandacht wordt besteed aan de dt-regels, waarom zouden we dat dan in onze vrije tijd doen? Schrijven wordt fonetisch, onder het motto "Als we mekander maar verstaan". En aangezien er tot op heden nog geen grote betogingen tegen dit fenomeen zijn gehouden, lijken we daar wel vrede mee te nemen.

Maar hoe slaat die ogenschijnlijke onverschilligheid om in een collectieve kramp als er van buitenaf invloed wordt uitgeoefend op onze taal? Als er dreigt een sprankeltje Frans, Engels, of wat mij betreft Swahili binnen te sluipen? Of als onze taal niet zou worden gerespecteerd? Dan staan we opeens op de barricaden. Is onze premier niet vlot tweetalig, terwijl we zelf niet verder komen dan "Fanfreluche est une poupée"? Kaakslag! Pek en veren voor de man! Staan er "vreemde" woorden op een bus? "Ten oorlog!" Een Engelse term die in een tekst of presentatie is gesukkeld bij gebrek aan alternatief? "Waarom moet dat altijd in tengels? Wijlle hemme dao toch ok e woord veur?"(Niet dat ik hier een pleidooi tegen het dialect wil voeren, verre van ... Iemand al een Nederlandse term voor "hashtag" bedacht trouwens?) Een verdwaald "Hommes" of "Femmes" op het watercloset in een Vlaamse zeep? Dan is er gelukkig een (sinds kort niet-racistische) politieke stroming die zich middels een parlementaire vraag (!) uitdrukkelijk verzet tegen deze vreemde overheersing. Het was ooit anders.

Zeker op het internet wordt onze moedertaal duchtig verdedigd. Trieste getuige daarvan de online bende rabauwen die vonden dat ze een meisje dat één (1) jaar in België was en zich niet in het Nederlands kon voorstellen bij "The voice van Vlaanderen" allerlei liefs mochten toefluisteren via Twitter (lekker anoniem, hehe). We vragen dat mensen van vreemde origine (of een ander woord daarvoor, maar dat verschijnt pas als u dit stuk na 22u leest) binnen de kortste keren de taal onder de knie krijgen die wijzelf al lang niet meer spreken, laat staan schrijven. Want ja, we ventileren ons ongenoegen, we bedrijven onze vrijheid van meningsuiting meestal in een taal die minder lijkt op echt Nederlands dan het vergeten dialect van een stam uit Papoea-Nieuw Guinea. Maar dat is detailkritiek: het doel heiligt de middelen, wie zei dat ook weer, Astrid Bryan? Een leuk spelletje trouwens: op een willekeurige nieuwswebsite uit de reeks digitaal uitgebraakte letters en (als we geluk hebben) bestaande woorden de eigenlijke boodschap van de "schrijver" afleiden. Uren spelplezier gegarandeerd, zeker hier!

We besteden steeds minder aandacht aan hoe we de taal gebruiken en zien er geen graten in dat hij verschraalt. Maar als iemand van buitenaf zich ermee gaat moeien, is het opeens "onze taal". We verwaarlozen het huis compleet, maar iemand anders die er een likje verf aan wil geven, schieten we van ons erf. We denken dat we het allemaal wel beter weten en kunnen. Vanuit een soort superioriteitsgevoel, en dat (hier komt ie!!) is toch écht wel zó jaren dertig.

woensdag 2 januari 2013

Een kerstverhaal (zonder happy end)

"En, goed nieuwjaar gevierd?", vroeg hij over het gangpad van de bus heen. De vrouw tot wie de vraag gericht was, maar die dat niet meteen door had, antwoordde pas na enkele seconden. "Goh, ik was alleen thuis, dus ik ben om half tien gaan slapen", zei ze met een ondertoon van wie-zijde-gij-en-waarom-praat-ge-tegen-mij-ik-zit-alleen-toevallig-samen-met-u-op-de-bus. "Ik was ook alleen, bij mij was het half elf, denk ik", zei hij op zijn beurt. "Op onze leeftijd moet dat gefeest allemaal niet meer hé".

Maar daar bleef het bij. Geen verdere toenadering. Al fluisterde ze hem aan de volgende halte, waar ze net als ik moest uitstappen, nog snel "Het beste, hé" toe. Solidariteit in eenzaamheid. Ik wilde iets zeggen in de trant van "Het beste voor hem, dat zijt gij! Vind elkaar!", maar had al lang door dat er, in tegenstelling tot wat de crappy kerstfilms die zich dezer dagen op het kleine scherm verdringen ons voorspiegelen, meer dan één beeldovergang nodig is om twee eenzame onbekenden van op de bus samen aan een gezellige kersttafel te krijgen.

De vrouw was intussen al weer lang verdwenen, opgeslokt door de menigte die geen menigte was, want er was geen kat op straat omdat iedereen voor tv zat te kijken welk slaatje Jeroen Meus aanraadde om de indigestie te bezweren die hij ons zelf had aangepraat. Ik moest nog snel wat inkopen doen, en liep door straten waar zelfs de overgebleven kerstverlichting geen schijn van vrolijkheid kon ophouden. Maar mij wachtte tenminste nog een warme thuis. De vrouw zou wellicht in een koud huis aankomen, met in het beste geval uitzicht op een avond voor de buis waar er misschien zelfs af en toe iets op te zien was. De man was, na de verdere busreis, wellicht hetzelfde lot beschoren.

Hoe verteren eenzame mensen de kerstdagen? Hoe houden ze zich staande als overal rondom hen een sfeer van opgeklopte vrolijkheid en vrede wordt gecreëerd? Als ze de tv niet kunnen aanzetten zonder murw te worden geslagen door jingle bells, en hen te pas en te onpas een "holly holly christmas" wordt gewenst? Als er hoop en al eens gelachen kan worden met de eindejaarsconference van Geert Hoste, en dan nog? Als ze zelfs geen winkel kunnen aandoen omdat ze al te zeer zouden opvallen tussen de karren gevuld met cava, aperitiefhapjes, zalm, pommes duchesse en mascarpone? In het allerbeste geval worden ze door goed bedoelende mensen uitgenodigd op een kerstdiner, als de obligatoire eenzame, of wordt er voor "hen" iets georganiseerd, maar is de confrontatie met de harde realiteit en het vooruitzicht op een nieuw jaar in eenzaamheid nadien des te harder. Klaar voor de emotionele slachtbank.

Geen happy end, dit kerstverhaal, maar wel een moraal: behandel elke vriend, elk familielid alsof het je laatste is. En kijk minder naar crappy kerstfilms.