donderdag 19 december 2013

Geachte heer Parys, beste Lorin,

Ik schrijf u naar aanleiding van uw meest recente opiniestuk in de economie-katern van De Standaard, waar u tweewekelijks de kans krijgt om uw bespiegelingen omtrent het economische en financiële reilen en zeilen te delen.

Deze laatste bijdrage heeft me immers enigszins verward achtergelaten. Wat u in deze tekst betoogt, en ik probeer een korte samenvatting te geven zonder uw woorden al te zeer te verdraaien, mijnheer Parys, is dat de financiële en economische crisis, waarmee we intussen al ruim vijf jaar te maken hebben, niet zozeer is veroorzaakt door de banken, maar dat we die crisis enkel en alleen aan onszelf te wijten hebben. Aan onszelf en aan onze financiële ongeletterdheid. Wij, de burgers-spaarders, hadden maar beter moeten begrijpen hoe die mastodonten van de financiële kosmos functioneren, en hadden hen dan tijdig een halt moeten toeroepen! Wij zijn te dom, te goedgelovig en te naief geweest, en vooral te veel op geld belust, terwijl de banken eigenlijk liefdadigheidsinstellingen zijn, die zich door onze drang naar meermeermeer in een richting hebben laten duwen die ze helemaal niet wilden! Minderwaardige kredieten, allerlei schimmige beleggingen, roekeloze investeringen... het was allemaal op onze vraag dat deze werden aangegaan. En tja, toen de hele machinerie in gang was gezet, was ze nog moeilijk te stoppen. En als er iemand stokken in de wielen had moeten steken, dan waren wij het wel. Maar dat hebben we dus nagelaten.
 
Is dat zo ongeveer wat u wilde zeggen, mijnheer Parys?
 
Ik schrok er wel wat van, want ik dacht dat intussen toch algemeen werd aangenomen dat de oorzaak van de crisis lag bij de ongebreidelde goklust van de banken, de ontoelaatbare risico’s die steeds weer werden genomen met geld van kleine spaarders zoals u en ik en van de bedrijven om de hoek, de exuberante drang om een steeds groter luchtkasteel te bouwen op een steeds dunnere luchtbel. Maar blijkbaar hebben we ons daar allemaal in vergist. We zagen wel de splinter in de ogen van de banken, maar keken naast de immense balk in het eigen oog.
Het lijkt dan ook niet minder dan gepast om onze excuses aan te bieden aan de hele financiële sector, en daar wil ik gerust mee beginnen. In de eerste plaats aan Fortis en Dexia, die we met z’n allen om zeep hebben geholpen. Aan alle bedrijven die ik op de fles heb doen gaan. Alle mensen in de VS en daarbuiten die ik uit hun huizen heb gezet. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Het spijt me. Echt.
Toch nog even dit, mijnheer Parys: in uw opiniestuk valt u terug op de resultaten van een online test van De Standaard en Rabobank.be en een onderzoek van Argenta bij jongeren. Met andere woorden, u baseert zich voor uw conclusies op enkele honderden of duizenden mensen die tijd hadden om zich tijdens de werkuren of daarbuiten te vermijen met het invullen van een kwisje op het internet, en dit wellicht niet met de grootste ernst. Daar valt u me toch enigszins tegen, want echt representatief kunnen deze resultaten toch niet zijn? Of ligt dit aan het nieuwe zwartgele politieke plunje dat u sinds kort draagt, en aan het feit dat in deze middens de cijfers niet zonodig moeten kloppen, als de boodschap maar een beetje in hun kraam past? Al schopt u verdacht hard tegen de schenen van de modale Vlaem, in plaats van gewoon met de (grond)stroom mee te drijven. Toch nog wat werk aan de winkel dus. Only dead fish follow the stream, het credo van uw ex-ex-partijgenote Anouk De Ridder (of hoe heet ze ook weer?) mag dan al mooi klinken, toch is enig pragmatisme soms niet slecht, toch? Liever een dode, vette vis, dan een levende, magere, niet?
Maar goed, dit zijn slechts kanttekeningen, en wiskunde is blijkbaar gewoon uw sterkste kant niet. Feit is dat uw boodschap klaar en duidelijk is, en dat we voortaan, zoals u Alice Nahon zo mooi citeert, maar eens eerst in het eigen hert moeten kijken, nog even voor het slapengaan en voordat we allerlei loze beschuldigingen de wereld in sturen. Ik stel ook voor dat we met z'n allen cursussen automechaniek gaan volgen, zodat we, wanneer we een auto hebben gekocht, deze zelf ook eerst aan een grondig nazicht kunnen onderwerpen alvorens ermee op de baan te gaan. Zo voorkomen we dat er ergens een defect opduikt, wat we als gebruiker zelf hadden moeten zien.
Geachte heer Parys, ik kijk uit naar uw volgende columns, en wens u veel succes toe tijdens de moeder aller verkiezingen. U bent er duidelijk klaar voor.
Met vriendelijke groeten

vrijdag 13 december 2013

Over stilstaan en achteruitgaan

In september 2013 stond er in totaal meer dan 8000 kilometer file op de Belgische wegen. Dat is zo’n 2000 kilometer meer dan in dezelfde maand in 2012. Nooit bumperden de Belgen zoveel als dit (bijna voorbije) jaar, nooit stonden ze zo veel zij aan zij op de wegen rond Antwerpen en Brussel. Ook hier in 't dorp werden records verbroken, met op 14 november maar liefst 500 meter file tussen de kerk en het naftstation. Men spreekt er nu nog van.

Dat er ettelijke records sneuvelden, dat zeg overigens niet ik alleen, maar dat zeggen ook allerlei nieuwsberichten. En gevoelsmatig klopt dit ook: mensen die ik van nabij volg, kloegen het voorbije najaar meer dan ooit over files, aanschuiven en ongevallen. De tijd die zij onnuttig besteedden, steeg daardoor drastisch, tijd voor iets anders – als die er al was – slonk zienderogen. Dat er in allerlei media nooit meer aandacht werd geschonken aan de hoe’s, de waarom’s van en de oplossingen voor al deze transportperikelen, toont de precairiariteit (of zoiets) van de situatie nig wat meer aan.

Ikzelf bleef enigszins gespaard van auto- en fileleed. Die auto is inmiddels goed twee jaar de deur uit, en vervangen door fiets-bus-trein-autovaniemandanders. En op zich lukt dat wonderwel, dank u. Al heb ook ik onder de dichtslibbende wegen te lijden: mijn bus is ’s morgens niet altijd op tijd voor mijn trein, en ’s avonds niet altijd op tijd op mij op te pikken. Maar hoort u mij daarover klagen? Nee (zo luid vloek ik dan immers ook weer niet).

Vanuit mijn positie als (moreel superieure, uiteraard) niet-autobezitter kijk ik met grote ogen naar hoe er in ons dichtslibbende België, en vooral Vlaanderen, wordt omgegaan met het transportprobleem. Want die problemen, en de aandacht ervoor, dateren natuurlijk niet van vandaag, en al langer wordt er gezocht naar oplossingen “op lange termijn” zoals dat dan heet.



 
Maar het debat en het beleid op het gebied van mobiliteit tonen in ons immer tegendraadse en surrealistische landje een nooit geziene tegenstrijdigheid. Want hoe meer er door allerlei specia- en journalisten wordt verwezen naar de goede transportvoorbeelden uit allerlei buitenlanden, hoe meer er reportages worden gemaakt over Freiburg, Kopenhagen, Amsterdam, Nantes en noem maar op, hoe meer er gesproken wordt over carpoolen, fietssnelwegen, autodelen, thuiswerken, autovrije en autoluwe stadsdelen en dies meer, hoe meer gehandicapten aanklagen dat ze niet op een bus of een trein geraken, tenzij ze dat veertien dagen op voorhand met een achttienvoudig formulier aanvragen, des te meer lijkt er in dit land te worden geïnvesteerd in verbredingen van autoringen, het aanleggen van spits- en andere stroken, aanpassingen van allerlei rijwegen, des te meer worden stadscentra terug opengesteld voor de vierwieler, met extra parkings erbovenop, des te meer bedrijfswagens komen er in het verkeer en des te minder elektrische wagens, des te meer wordt er bespaard op busvervoer en des te trager rijden de treinen.

En ik weet het wel: er zijn aanpassingen nodig aan het wegennet, en net als u zie ik inderdaad steeds meer auto’s met een deuk in het plafond van die keer dat ze met lange nonkel Jef "in den otto" over onze wegen hotsten en botsten, en ook ik heb al eens op de achtbaansvakken rond Amsterdam gereden, waar het allemaal zo vlot lijkt te gaan.

Maar, om even op Amsterdam in te pikken, de investeringen daarvoor zijn inmiddels al wel enkele jaren geleden gedaan (naast allerlei park & rides rond de stad, met treinverbinding naar het centrum, overigens). Als wij die nu gaan doen (ja, ook jij, belastingbetaler zijnde), en met de verbreding van de ring lijken ze er effectief te komen, lopen of rijden we –letterlijk- nog maar eens twintig jaar achter. En wanneer wordt er een gelijkaardige hoeveelheid geld in bussen, treins, metro’s en trams gepompt? Ha nee, want die rijden leeg rond! Die honderdduizenden auto’s ook, mijnheer, op de bestuurder na. Maar dat is niet te vergelijken zeker?

Allerlei goede bedoelingen, dappere beleidsintenties en dure beloftes ten spijt is de auto nog steeds Keizer, Koning, Admiraal, want dat we hem almaar meer, voor kortere afstanden en op de meest bizarre moment gebruiken, is toch heel normaal? Het is de maatstaf waaraan alles wat met mobiliteit te maken heeft, wordt afgemeten, en als voor de auto alles in orde is, dan zullen we ook eens kijken naar bussen en treinen en zo. Maar het kan wel zijn dat daarvoor dan iets minder geld overschiet natuurlijk, en dat we wat moeten knippen in het aanbod… Ik ben de –tigste die het zegt, maar als het busaanbod verschraalt en nauwelijks aan de behoeften voldoet, zal het wel logisch zijn dat er (zogezegd) niemand gebruik van maakt zeker?

Over tien, twintig jaar, zal men over België spreken als dat ene, kleine landje dat dapper weerstand bood aan de nieuwe mobiliteit, zullen toeristen zich op allerlei bruggen verdringen om de laatste monsterfiles in Europa te aanschouwen en zullen we als één groot asfalten Bokrijk worden beschouwd. Mij om het even, zo lang ik er maar niet met de bus in sta.